- donderen
- {{donderen}}{{/term}}I 〈onpersoonlijk werkwoord〉1 [onweren] thunderII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [tieren en razen] thunder away, bluster2 [vallen] tumble (down) ⇒ come crashing down♦voorbeelden:1 een donderend applaus • thunderous applause2 naar beneden donderen • tumble/crash down¶ dat dondert niet • that doesn't matterIII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [smijten] chuck♦voorbeelden:1 ik heb hem de deur uit gedonderd • I kicked him out (the door)
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.